Tegenwoordig zijn er armprothesen met tastzin in ontwikkeling die de drager in staat stellen om de meest delicate objecten op te pakken, zoals druiven en eieren. Dat was vroeger wel anders: deze kunstarm uit 1850 werd gemaakt van staal en messing, en er werden veren gebruikt om de gewrichten te laten bewegen. Een hand krijgen van iemand met deze kunstarm moet een pijnlijke aangelegenheid geweest zijn. In de 19e eeuw waren amputaties van ledematen vooral een gevolg van veldslagen, die in die tijd nog vaak werden uitgevochten met vroege geweren of musketten. Als een gevolg hiervan kwamen talloze soldaten thuis van het front zonder armen of benen of met wonden die onverbiddelijk tot een amputatie leidden. De medische industrie speelde hierop in door protheses te ontwikkelen die de veteranen weer een wat normaler leven moesten bezorgen. Eén van de eerste kunstarmen uit die periode was volledig mechanisch van aard. De elleboog van deze kunstarm kon gebogen en gestrekt worden door een veer te spannen of ontspannen. Het polsgewricht kon draaien en op en neer bewegen, en de vingers waren in staat om te buigen en te strekken. Over de kunsthand werd vaak een handschoen gedragen, om de prothese te verbergen. Ongetwijfeld gaf deze vroege bionische arm een ferme handdruk, en was het niet mogelijk om allerlei subtiele handelingen uit te voeren die tegenwoordig wel mogelijk zijn. Dat was een direct gevolg van het feit dat deze kunstarm volledig mechanisch van opzet is; tegenwoordig bevatten prothesen talloze motoren en sensoren die veel meer flexibiliteit en controle mogelijk maken. Er is zelfs een bionische arm in ontwikkeling die met gedachten aangestuurd kan worden. (bron: Science Museum)